Een periode met mooi najaarsweer wordt ook wel oudewijvenzomer genoemd, maar over de datering van dit begrip bestaat verwarring. Volgens oude gezegden mag alleen warmte rond 8 november zo worden genoemd, maar volgens klimatologen gaat het om warme dagen rond 25 september. Oorspronkelijk komt het begrip uit de Noorse mythologie, waarin noodlotsgodinnen wevend of spinnend werden afgebeeld. Later werd het toegeschreven aan oude breiende vrouwen en aan veldspinnen die bij rustig nazomerweer lange draden spinnen.
De verwarring is begrijpelijk want het najaar kent verschillende oplevingen van de zomer met uiteenlopende benamingen. In Nederland en Vlaanderen wordt een zomerse periode rond 29 september wel Sint Michielszomertje genoemd, begin oktober heet dat kranenzomer, rond 11 oktober Sint Gummaruszomertje en 11 november spreekt men van de Sint Maartenszomer.
De Zweden noemen mooi nazomerweer Brittazomer, afgeleid van de heilige Brigitta (8 oktober), in Tsjechië spreekt men van de Sint Wenzelszomer (28 september), Engeland noemt het St. Luke's little summer (18 oktober), Frankrijk L'Été de St. Dénis (vanaf 9 oktober) en Italië noemt warmte rond midden oktober de zomer van Theresia. Duitsland kent naast de Altweibersommer (eind september) ook Allerheiligensommer (begin november) en in het noorden van de Verenigde Staten staat de nazomer bekend als Indian Summer.
Het warme najaarsweer hangt samen met een hogedrukgebied boven Midden-Europa, waardoor de wind in West-Europa uit het zuiden waait. Daarmee wordt warme lucht aangevoerd uit het gebied van de Middellandse Zee, waar in oktober en november nog temperaturen van 25 tot 30°C mogelijk zijn. In ons land wordt de 25°C in oktober soms nog overschreden en in november ligt die grens bij 20°C. Het mooie nazomerweer kan meer dan een week aanhouden; in oktober 1921 duurde het zelfs twee weken. Meestal leidt het rustige weer 's avonds wel tot mist, die door de afnemende kracht van de zon 's ochtends steeds langzamer verdwijnt en zich soms de hele dag weet te handhaven